Iris de Weerdt
Iris de Weerdt begon in 2009 aan de studie geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam. Tijdens haar studie deed ze een wetenschappelijke stage in het laboratorium van dr. Burger in het MD Anderson Cancer Center in Houston, Texas. Hier verrichtte ze onderzoek naar het werkingsmechanisme van het veelbelovende medicijn ibrutinib bij chronische lymfatische leukemie.
In 2013 won Iris een AMC MD/PhD-scholarship. Zij behoort daarmee tot de eerste lichting studenten die tot dit uitdagende en veeleisende traject werd toegelaten. Slechts enkele veelbelovende en gemotiveerde masterstudenten kunnen zich binnen dit scholarship in 5 ½ jaar voorbereiden op een loopbaan waarin kliniek en wetenschappelijk onderzoek worden gecombineerd. Het MD/PhD programma biedt hen daarme de mogelijkheid om al in een vroege fase van hun medische opleiding een promotietraject te starten.
Voor Iris betekent dit dat zij sinds 2014 periodes van coschappen afwisselt met periodes in het onderzoekslaboratorium. Deze constructie geeft haar ook de mogelijkheid om haar onderzoek op het gebied van CLL voort te zetten. Haar interesse voor dit onderwerp werd gewekt tijdens een literatuurstudie onder begeleiding van dr. Kater en gedurende haar laboratoriumstage in Houston. Het MD/PhD programma sluit du naadloos aan op de wens van Iris om later het werk als arts te combineren met onderzoek.
Het onderzoek van Iris de Weerdt wordt begeleid door dr. A.P. Kater, dr. J.J van der Vliet en prof. M.H.J. van Oers en richt zich op de rol van het afweersysteem bij chronische lymfatische leukemie.
Het afweersysteem bij chronische lymfatische leukemie
Chronische lymfatische leukemie (CLL) is een veelvoorkomende vorm van leukemie, die met name bij oudere mensen voorkomt. De ziekte ontstaat door ongecontroleerde deling van B-cellen in de lymfeklieren en het beenmerg. Veel patiënten moeten in de loop van deze ziekte behandeld worden met chemotherapie. Bij een groot deel van de patiënten is deze chemotherapie aanvankelijk goed in staat om de CLL terug te dringen. Na verloop van tijd treedt echter bij vrijwel alle patiënten resistentie op tegen deze therapie.
Om te kunnen delen en overleven hebben CLL cellen signalen nodig vanuit hun omgeving in de lymfeklieren en de milt. Deze signalen bestaan onder andere uit groei- en overlevingsfactoren geproduceerd door andere cellen. Een van de cellen die voor overlevingsprikkels zorgt, is de T-cel. Naast de toename van B-cellen is bij CLL patiënten ook het aantal T-cellen verhoogd. De T-cellen zijn in staat CLL cellen tegen celdood te beschermen. Tegelijkertijd zijn er aanwijzingen dat de T-cellen van CLL patiënten functionele beperkingen hebben ten opzichte van T-cellen van gezonde patiënten. Zowel over de rol van T-cellen in het stimuleren van CLL, als over de oorzaak van de functiebeperkingen van T-cellen is nog onvoldoende bekend.
In haar onderzoek richt Iris de Weerdt zich op het bestuderen van een subgroep van de T-cellen, te weten gamma delta T-cellen. Gamma delta T-cellen kunnen in gezonde personen cellen herkennen en vernietigen wanneer deze bijvoorbeeld geïnfecteerd zijn met een virus, maar T-cellen zijn ook in staat tumorcellen te herkennen. Hoe deze subgroep van T-cellen zich in CLL gedraagt, is nog niet bekend. Iris wil de rol van gamma delta T-cellen in CLL bestuderen en onderzoeken of bepaalde veelvoorkomende virusinfecties hierop van invloed zijn. Vervolgens wil ze kijken of gamma delta-T cellen ook CLL cellen kunnen herkennen en of het mogelijk is de gamma delta T-cellen te stimuleren om deze CLL cellen aan te vallen.
Door de interacties tussen CLL en andere cellen van het afweersysteem beter te leren begrijpen, kunnen we op zoek gaan naar aangrijpingspunten voor betere, specifieke behandelingen van CLL.